“Wat dacht je van… verschillen tussen mannen en vrouwen?” Een veelgehoorde suggestie wanneer middelbare scholieren een onderwerp zoeken voor hun profielwerkstuk. Iedereen kan wel een aantal verschillen opnoemen. Mannen ontwikkelen gemakkelijker sterke spieren dan vrouwen. Mannen zijn beter in kaartlezen, vrouwen beter in het onthouden van de weg. Vrouwen dragen beter zorg voor de kinderen. Mannen houden van bier, pizza en voetbal, vrouwen roddelen graag met en over vriendinnen en willen lekker in balans zijn. Dit is algemene kennis, af en toe ondersteund met een leuk studietje gepubliceerd in de Linda, op NU.nl of in NRC Handelsblad.
Als het zo eenvoudig was, zou een socioloog snel uitgepraat zijn. Immers, vrouwen en mannen zijn “nu eenmaal zo” en daarmee basta. Dat is natuurlijk niet zo, aangezien mensen kunnen leren en beïnvloed worden door hun omgeving. Daarom spreken we niet langer van geslacht, maar van sekse en gender. Sekse verwijst daarin naar de vaststelling dat iemand man of vrouw is, gebaseerd op biologische criteria. Gender is de poging tot het naleven van normatieve opvattingen over welk gedrag passend is voor de sekse. Niet alleen gender, maar ook sekse is sociaal geconstrueerd. De keuze voor een bepaald biologisch criterium dat mannen en vrouwen kan onderscheiden is immers sociaal overeengekomen. We kennen allemaal wel voorbeelden uit de sportwereld waarin zelfs die “objectieve” criteria niet altijd eenduidig zijn.
Misschien denk je nu: Oké, maar wat is precies je punt? Mijn punt is dat gender veel breder is dan “verschillen tussen mannen en vrouwen” en dat het aan veel andere thema’s in de sociologie raakt. Gender is eigenlijk zo breed, dat je er boekenkasten vol over zou kunnen schrijven – en dat gebeurt ook. Maar in dit artikel houd ik me aan het thema van SoAP: ongelijkheid.
Genderongelijkheid is waarschijnlijk een van de meest complexe thema’s in de sociologie. Het wordt op grofweg twee manieren benaderd. De sociaal-psychologische benadering legt de nadruk op wat het betekent voor een individu om man of vrouw te zijn. Deze betekenissen, of identiteiten, zijn allesbepalend in ons dagelijks leven. Je hebt je anders te gedragen in een groep mensen van hetzelfde geslacht, dan in een gemengde groep of een groep van het andere geslacht. Die laatste kun je als man zelfs beter mijden, anders ben je “gay”. De rol die seksualiteit speelt in gender is overigens erg interessant. De hegemonische mannelijke identiteit schrijft heteroseksualiteit voor, dus worden mannen die dat niet zijn beschouwd als minder mannelijk. Toch wil dat niet zeggen dat hun gender vrouw is, noch dat ze hetzelfde gender hebben als lesbiennes, noch dat er één enkel gaygender bestaat. Een ander voorbeeld is het toestaan van polygamie onder bepaalde groepen mormonen – maar alleen voor mannen.
Misschien voel je al aan dat gender dus niet alleen zeer ingewikkeld is, maar dat het ook alles met positie, uitsluiting en macht te maken heeft. Oftewel, met sociale ongelijkheid. Want wie bepaalt welke genders er zijn, wat de inhoud van elk gender is, en welke voorrechten eraan verbonden zijn? En is het mogelijk je met meerdere genders tegelijk te identificeren, ertussen te wisselen, of ze strategisch in te zetten? Dit zijn belangrijke vragen die helpen kritisch te zijn op maatschappelijke genderongelijkheid. Stel, je hoort iemand zeggen dat vrouwen minder vaak topposities bereiken omdat ze “nu eenmaal minder ambitieus zijn”. Dan zou je diegene moeten vragen waaróm ze minder ambitieus zijn, over welke vrouwen we het precies hebben, en wie er belang heeft bij minder ambitie.
Alhoewel de sociaal-psychologische benadering een belangrijke rol speelt in theorievorming, lijken sociologen genderongelijkheid vooral sociaal-demografisch te benaderen. Hier komen de statistieken naar voren, die voor Nederland niet zo positief zijn als men
vaak denkt. Ja, veel gezinnen verdelen de huishoudelijke en zorgtaken redelijk gelijk over man en vrouw, maar de verdeling is zelden helemáál gelijk. Bovendien zijn er kwalitatieve verschillen. Vrouwen doen veel vaker de intensieve taken zoals schoonmaken, de kinderen aankleden en thuisblijven met zieke kinderen. Mannen daarentegen doen de leuke taken, zoals koken of met de kinderen spelen. Ja, de arbeidsparticipatie van vrouwen ligt hoog, maar de relatieve positie van Nederland is gedaald. Daarnaast is het aantal gewerkte uren onder vrouwen nauwelijks toegenomen in de afgelopen tien jaar, de meeste werken nog steeds part-time.
Een minder bekend, maar niettemin interessant onderwerp waar sociaal-demografen zich mee bezig houden, is de interactie tussen gender en klasse. Hoe kan het dat hoger opgeleide vrouwen meer kinderen krijgen dan lager opgeleide vrouwen, terwijl dat vroeger andersom was? Waarom gaan jongeren met slechter betaalde banen sneller samenwonen dan jongeren met beter betaalde banen? Nog een stapje verder gaat het baanbrekende onderzoek dat heeft aangetoond dat veranderend huwelijksgedrag van vrouwen de intergenerationele ongelijkheid heeft vergroot.
De grootste bijdrage van de sociale demografie aan genderstudies is waarschijnlijk de nadruk op instituties. Genderongelijkheid produceert zich niet slechts in één sfeer, maar bestaat in de familiesfeer, in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Ga ik doorstuderen of meteen aan het werk? En wat ga ik studeren, of waar ga ik aan het werk? Ga ik samenwonen, trouwen of geen van beide? En kinderen, willen we die, en zo ja wie gaat ze verzorgen? Het geheel aan regels en normen over alle sociale sferen beïnvloedt de individuele besluitvorming, met op het macroniveau genderongelijkheid tot gevolg. Zo komt Colemans bootje toch nog binnen varen.
Ik denk dat het nu zaak is om beter te begrijpen hoe sociale identiteit en demografisch gedrag elkaar wederzijds beïnvloeden. Landenvergelijkend onderzoek naar ouderschapsverlof en kinderopvang licht al een tipje van de sluier. Het lijkt erop dat sterkere sturing op gelijke verdeling van het verlof en betere formele kinderopvang, de genderongelijkheid doet verminderen. Niet alleen in de arbeidsmarkt, maar ook in het huishouden én in termen van genderidentiteit. Sterke theorieën over hoe dit precies werkt, ontbreken vooralsnog. Oftewel… tijd voor een pilsje in de Minnaar!
Bram Hogendoorn