Morele vraagstukken zijn maar moeilijk. Ze zorgen zo snel voor ruzies, anti-abortusdemonstraties en religieus terrorisme, enzo. Als je een leuk partijtje wil verpesten is niets zo effectief als een normatieve vraag stellen aan je buurman: “Zeg, vind jij eigenlijk dat mensen die meer verdienen ook meer moeten bijdragen aan collectieve voorzieningen?” Hij zal paniekerig om zich heen kijken, ongemakkelijk lachen, uiteindelijk iets mompelen en snel overgaan tot sociaal meer geaccepteerd keuvelen.
Zo werkt het ook vaak in de politiek, met als enig verschil dat daar bij normatieve vragen wordt gegrepen naar een andere vorm van ‘lekker keuvelen’: praten over de feiten. Discussiëren over feiten (mensen zelf hun bejaarde moeder laten wassen levert wel/niet zoveel miljoen op) is immers een stuk minder moeilijk dan discussiëren over waarden (vinden we dat een goede ontwikkeling, mensen die hun eigen bejaarde moeder moeten wassen?). Als je het qua feiten niet met elkaar eens bent, beschuldig je elkaar hoogstens van onwetendheid. Als je het in morele kwesties niet met elkaar eens bent, zeg je heel indirect eigenlijk dat de ander ‘slecht’ is.
Voor mijn scriptie verdiep ik me in de kwestie van de door gaswinning veroorzaakte aardbevingen in noord-Groningen. Een ontzettend interessante, actuele en vooral controversiële kwestie. Direct toen de kwestie begon te spelen ontweek minister Kamp de fundamentele, normatieve vragen door in te zetten op elf (inmiddels vijftien) wetenschappelijke onderzoeken. Deze onderzoeken naar het wat, waar, waarom, wanneer, hoe sterk, hoe veel, etc. zullen uiteindelijk in december zorgen voor een ‘rationele’ basis om verdere besluitvorming op te baseren. Het publieke debat om de kwestie gaswinning-aardbevingen heeft zich nu dan ook voornamelijk naar het domein der feiten verplaatst. Dalen de huizen in het gebied nou wel of niet in waarde? Is de eerste beving met een magnitude van vier op de schaal van Richter wel of niet dit jaar te verwachten? Wat zijn de gevolgen van de bevingen op het cultureel erfgoed? Etc.
Ondertussen worden de (volgens mij) fundamentele vragen niet meer gesteld: vinden we het wenselijk dat inwoners van een bepaald gebied met risico’s leven ten behoeve van nationale (financiële) voordelen? En zo ja, onder welke voorwaarden en in welke mate vinden we dat acceptabel? Zodra deze normatieve discussie is gevoerd, en hebben besproken hoe de wereld zou moeten zijn, kunnen we gaan kijken hoe de wereld daadwerkelijk is middels wetenschappelijk onderzoek. De politiek moet dus het primaat geven aan wat wenselijk is, niet wat feitelijk is. Maar aan deze moeilijke, normatieve vragen waagt de minister en eigenlijk ook de Tweede Kamer zich niet. Zij blijven discussiëren over cijfers en grafieken. Alleen de bewoners van het gebied vragen aandacht voor de morele afweging die aan de kwestie ten grondslag ligt, maar zij krijgen ‘hogerop’ weinig voor elkaar en worden almaar gefrustreerder. Het zal de gemiddelde inwoner een worst wezen wat de precieze cijfers zijn. Het is duidelijk dat de bevingen door de gaswinning veroorzaakt worden en zij willen een discussie over de morele aspecten daarvan.
Wat is dat toch, dat we zo bang zijn voor de vraag naar ‘het goede’ en het daarom altijd maar hebben over ‘het ware’? Is dat nou typisch Hollands; verhitte discussies mijden en kiezen voor rustige, rationele, technocratische benaderingen?
Ondertussen worstel ik ook voor mijn scriptie met de juiste verhouding tussen feit en waarde. Een scriptie is natuurlijk geen opinie-artikel, maar om een morele kwestie als deze te reduceren tot een verzameling feiten is niet alleen onmogelijk, maar ook doodzonde.
Een column door Anna Herngreen
Anna Herngreen is één van de columnisten van SoAP en schrijft over haar ervaringen met het schrijven van haar masterscriptie. In de papieren editie van SoAP is ook een column van haar te lezen.