Rudi Wielers: Leven in vertaling

Dit stuk is geschreven door Rudi Wielers in de alumni-editie van SoAP in 2014 en gaat over zijn reis naar Korea. 

Leven in vertaling

Ik voel het nog, de collega voorin de auto, die praatte over zijn verblijf van drie maanden aan een universiteit in Japan. Hoe lastig het was, alleen te leven in Japan. Dat Japanners nauwelijks communiceerden met mensen uit een andere cultuur, verlegen waren. Hoe het was om drie maanden lang geen echt gesprek te voeren, en hoe fijn het was wanneer om naar huis te bellen. Dan kwam daar nog het taalprobleem bij, het niet kunnen lezen van de tekens. Zodat je niet eens een ritje met de metro kon maken, omdat je niet weet waar je uit moet stappen.  

Voor zover ik ooit al zin had voor mijn lol naar China, Japan of Korea te gaan is me dat toen, tijdens die autorit van Groningen naar Middelstum wel vergaan. Ik ben geen reiziger, ik haat Schiphol, het liefst stap ik door het Hogeland. Weinig mensen zien en opgaan in het bijna lege landschap. Het land ondergaan, de blik op oneindig, een wijde blik verruimt het denken.

Maar toen was er opeens die uitnodiging, of liever gezegd: de uitnodigingen. Het begon met een uitnodiging in april, of ik een artikel (max. 4000 woorden) wilde schrijven voor de Korea Labour Brief, een uitgave van het Korea Labour Institute, over deeltijdwerk in Nederland. Deeltijdwerk zou in Korea een issue gaan worden, Nederland was het voorbeeld van een land waar deeltijdwerk op een goede manier werd uitgevoerd, en ik was deskundig, kortom, of ik wilde uitleggen hoe en waarom Nederland deeltijdwerk had ingevoerd, en wat Nederlanders daarvan vonden. Ik zou er €500 voor krijgen, maar dat vond ik niet echt nodig. Het vooruitzicht een artikel in het Koreaans gepubliceerd te krijgen was meer dan voldoende. Mooi om aan de keukentafel aan mijn dochter te laten zien.

Kort voor de vakantie schreef ik op wat ik vond dat Koreanen moeten weten over deeltijdwerk in Nederland. Dat eerst bijna niemand het wilde, en dat het, eerst tegen de zin van werkgeversorganisaties en vakbonden was ingevoerd, en dat nu eigenlijk iedereen, zij het om verschillende redenen, er heel gelukkig mee is. Dat het mensen in Nederland steeds beter mogelijk maakt om hun leven naar eigen wens in te richten. Net terug van vakantie, kort voor het begin van een drukke collegeperiode, maakte ik het af met de bewering dat we in Nederland hard op weg waren  Keynes’ voorspelling waar te maken. Keynes voorspelde in 1930 dat de generatie van zijn kleinkinderen nog maar 15 uur per week werkte.  En toen mailde ik het, ruim voor de deadline, naar Korea.

Het stuk werd goed ontvangen. ‘As a full-time working mom with a 6 year old child, ‘the life course in the part-time economy’ section just illustrates my ideal society’ schreef mijn contactpersoon Sooyong Park. Dat was voor mij, nadere, maar ook ongewenste informatie.  Ik schaamde me, tot dat moment had ik haar geadresseerd als mr. Park, en ik begon nu ook te twijfelen over de voor- en achternaam. Koreanen schrijven die in omgekeerde volgorde, maar of ze dat ook doen als ze met westerlingen communiceren?

Op mijn verzoek om nadere informatie stuurde Sooyong me een wetenschappelijk artikel toe over de beleidsdoelstelling van de Koreaanse regering het aantal arbeidsuren drastisch te beperken. Die beleidsdoelstelling begreep ik wel, in Korea ligt het aantal arbeidsuren per jaar ruim boven de 2000. Ter vergelijking: in Nederland ligt het zo rondom de  1370, het laagste in de wereld, veroorzaakt door een groot aantal deeltijdbanen, en ook door een laag aantal uren in voltijdbanen. Ter vergelijking: eind 19e eeuw streed de arbeidersbeweging voor de 8-urendag, dat wil zeggen 50*48=2400 uur op jaarbasis, in een wereld waar de pensioenleeftijd nog niet bestond. In Keynes’ utopie is het aantal uren op jaarbasis 50*15=750 uur. Over de laatste honderdvijftig jaar gezien zijn wij meer dan twee derde van de weg naar Utopia afgelegd, de Koreanen niet eens een kwart. Ik begon nieuwsgierig te worden naar de discussies die daar rond verkorting van de arbeidstijd worden gevoerd.

Nog voor het artikel in september uitkwam,was daar opeens de uitnodiging van  de Korea Labour Foundation om in november naar Korea te komen als spreker op een conferentie over deeltijdwerk. KLF zou de reis betalen, ik zou wat van het land kunnen zien en de beloning was vastgesteld of €1500. Ik was nieuwsgierig geworden, wilde graag, maar de laatste dag in Korea zou precies de dag van mijn eerste hoorcollege voor Sociologische Programma’s. Ik besloot dat de afzender een man was en Kim de achternaam, en schreef dus aan mr. Kim dat ik graag wilde komen, maar vanwege onderwijsverplichtingen twee dagen eerder zou afreizen. De volgende dag (tijdverschil!) vond ik zijn antwoord, het programma zou enkele dagen worden vervroegd, ‘Thank you for your willingness to come!’ Enkele weken later kreeg ik de officiële uitnodiging, en stukje bij beetje werd het programma verder ingevuld. Ik was niet de enige gast, ook de mij nog onbekende Ann Bergman van de Universiteit van Karlstad zou worden uitgenodigd.

En zo vertrok ik op zondag 10 november voor een tweedaags bezoek aan Korea.  Op donderdag zou ik terugkeren, het eerste hoorcollege van Sociologische Programma’s van vrijdag was inmiddels voorbereid, de eerste opdracht voor het vak was op Nestor geplaatst. De vervelende Schiphol-behandeling, de lange reis (heenreis: 8 uur; terugreis 10 uur), en vervolgens de niet te vermijden jetlag, die erger is als je van west naar oost dan van oost naar west reist. In het vliegtuig ontmoette ik mijn Zweedse collega, die, gelukkig, meer ervaring had met met het Verre Oosten. Ze was de directeur van het Confucius Instituut van haar universiteit, niet omdat dat haar droombaan was, maar de universiteit wilde nu eenmaal graag, en ze had ook wel wat met oosterse filosofie.  Ze was net terug uit China, voor haar was het ook de eerste reis naar Korea.

Op het vliegveld van Seoul werden we opgewacht door mr. Kim. Een onberispelijk Engels sprekende heer, hij had een jaar in Engeland gewoond, en zou onze onze host zijn gedurende ons verblijf. In het busje dat we gedurende het gehele verblijf ter beschikking haden, werden we naar het Lexingto hotel gebracht. Lexington hotel presenteerde zich als ‘Amerikaans’, luxueus. Van alle presidenten van de V.S. sinds Truman had het hotel een pen, een verzameling die het graag laat zien.  Het hotel ligt midden in Seoul, in het regeringscentrum, aan de grote, brede rivier Han. Vanuit mijn kamer op de 12e verdieping had ik uitzicht op een enorm grote, moderne kathedraal, de grootste kerk van Korea (zie foto onderaan). Aan de overkant van de rivier, zo hoorden we later, ligt Gangnam, de wijk waarnaar ‘Gangnam Style’ is genoemd. Seoul is een stad van moderne architectuur, ‘skyscrapers’,  behalve het oude koninklijke paleis is er nauwelijks traditionele bouw te vinden. Er wonen 10 miljoen mensen, maar Koreanen zijn daarvan niet onder de indruk: ‘Peking is pas echt een grote stad, daar wonen 18 miljoen mensen’.

De volgende dag was er eerst het interview met de krant ‘Labour Today’, een dagelijks verschijnende krant, in een setting die onvermijdelijk deden denken aan ‘Lost in Translation’.  Met een flinke jetlag zat ik in een kamer met 4 Koreanen: een journaliste , een tolk, een pr-man en onze host (die strikt het tijdsschema handhaafde) om vragen te beantwoorden over deeltijdwerk in Nederland en in Korea. De journaliste stelde lange vragen, lachte vaak, de vragen van de tolk waren aanmerkelijk korter en zonder vrolijkheid.  Mijn antwoorden, in het Koreaans vertaald, werden onmiddelijk op de laptop vastgelegd, er werd nauwelijks doorgevraagd, ze leek iets anders te willen, namelijk een commentaar op het beleid in Korea. Er was sprake van overspannen doelstellingen van de regering, er was sprake van groeiende arbeidsonrust, er was sprake van conflicten met vakbonden. Was ik lost in translation? Scenes uit de film verschenen op mijn netvlies.

Vervolgens was er de grote conferentie in de sjieke conferentieruimte op de bovenste verdieping van het Lexington-hotel. Hier hadden zich wetenschappers, beleidsmakers en journalisten verzameld om onze inleidingen te horen, commentaren te geven en vragen te stellen. Onze inleidingen werden simultaan vertaald , er waren vier commentatoren, en honderden vragen. Het verhaal over Nederland viel goed, uit de opmerkingen viel wel op te maken dat de Koreanen dachten dat we in een soort wonderland leven van korte werkweken, goede werk-leven balans, grote gelijkheid tussen mannen en vrouwen en ook nog relatief sterke familiebanden. De Zweedse collega had het wat lastiger, ze benadrukte het negatieve effect van deeltijdwerk op sexe-gelijkheid (‘I almost feel embarassed to present figures about gender inequality in Korea….’)  en de belangrijke rol die de overheid zou moeten spelen in het tot stand brengen van een verzorgingsstaat. Op een grotere en nog krachtiger overheid zitten de Koreanen niet echt te wachten. Korea is een land waar de familieverhoudingen nog heel traditioneel zijn, en geen pas hebben gehouden met de wel zeer snelle economische ontwikkeling.

Langzamerhand begon het me te dagen wat mijn rol was in dit historische moment in de geschiedenis van Korea, en misschien wel van heel Azië. Korea was al een flinke stap verwijderd van het moment dat het met Guus Hiddink als coach de halve finale van het Wereldkampioenschap voetbal haalde, en daarmee als macht in de 1e wereld arriveerde. Opeens was Korea voorpost van het ontwikkelde Azië geworden, Korea was een speler op wereldniveau (met een vaste plaats in bijvoorbeeld de G20). Voor Koreanen zijn Japanners barbaren (de Japanners hebben hun beschaving van de Koreanen overgenomen), en loopt de eigenlijke bron van oosterse beschaving, nog een eind achter. Keuzes die nu in Korea werden gemaakt, zouden wel eens bepalend kunnen zijn voor de ontwikkeling van heel Oost-Azië!

En dat gearriveerde Korea stond nu op voor de belangrijke keuze van de inrichting van de verzorgingsstaat. Met grote trots vertelde de ene na de andere hoge functionaris dat Korea nu op het punt staat de verzorgingsstaat in te richten. Van de Amerikanen hebben ze niet veel te leren, zeggen ze, het zal op basis van die van een Europees land gebeuren, Nederland gooit heel hoge ogen.  De nieuwe (christelijke) elite van Korea maar ook de gewone Koreanen willen de aansluiting van de nieuw economische verworvenheden op de sterke familierelaties, en traditionele rolpatronen zijn daarbij vooralsnog nauwelijks een probleem. Korea heeft veel grotere problemen, zoals het hoogste zelfdodingscijfer ter wereld. Vooral onder jongeren is het cijfer hoog: ouders zetten alles opzij om hun kinderen in het dure, competitieve onderwijssysteem te houden, maar de kinderen kunnen die verwachtingen nogal eens niet waarmaken.

De arbeidsparticipatie van vrouwen moet, zo heeft de regering afgekondigd, tussen 2014 en 2017 stijgen van 57% naar 71% en deeltijdwerk zou daarin de cruciale rol moeten spelen. 71% is het huidige participatiecijfer van de Nederlandse vrouwen, maar wij hebben er decennia over gedaan om dat te bereiken. Het tempo is hoog, onvoorstelbaar hoog, moordend hoog.  De razendsnelle economische ontwikkeling heeft de Koreanen het gevoel gegeven dat de samenleving ‘maakbaar’ is,  en dus worden plannen gemaakt die onmiddellijk worden uitgevoerd. Het geduld ontbreekt om stippen aan de horizon te zetten, er moet worden aangepakt. In alle activiteit ontbreekt echter één ding: een voorstelling hoe de nieuwe Koreaanse samenleving eruit gaat zien.

Om een glimp van die nieuwe wereld te geven, daarvoor was ik ingevlogen. Het gevoel ‘lost in translation’ te zijn, maakte al snel plaats voor het gevoel een man van de planeet Mars te zijn, die terechtkomt op aarde, waar iedereen ontzettend geïnteresseerd in het leven op planeet Mars. De aardbewoners willen leven als Marsmannetjes, maar snappen niet hoe de Marsmensen het voor elkaar krijgen…..

Ik had opeens een nieuw leven, een ander leven, een ‘leven in vertaling’.  De Koreanen waren bijzonder geïnteresseerd in mijn uitspraken, ze hingen aan de lippen, maar ik begon me in toenemende mate af te vragen hoe die uitspraken begrepen werden. Het bleek niet overtuigend uit te leggen waarom in Nederland voor werkgevers de kosten van een deeltijdwerker aanmerkelijk lager zijn dan voor een voltijdwerker. En uit de ogen sprak verbazing en verwondering toen ik vertelde dat onze dochter op de basisschool in iedere klas wel twee en soms wel ’s drie juffen had.

In die twee dagen werden we van bijeenkomst naar bijeenkomst gebracht (mr. Kim zat telkens te regelen), we moesten op de foto met hoge functionarissen en kregen kadotjes, er werd geluncht (liggend aan een tafel) en gedineerd (met stokjes). Het eten was voortreffelijk, de Koreanen belangstellend, en toch ook een beetje verlegen. Het was fascinerend, overweldigend.

Maar wat er ook was, en wat ook bleef was die dikke muur van cultuur. Wij wisten niet hoe de Koreanen onze verhalen ontvingen, waarschijnlijk niet helemaal zoals wij het bedoelden. En het ons ook wel duidelijk dat wij ook maar weinig van de Koreanen begrepen. Er waren, zo werden we gewaar, steeds meer problemen met vakbonden, onder meer omdat, zo legde mr. Kim ons uit, de vakbond van onderwijspersoneel het had opgenomen voor twee ontslagen onderwijzers had opgenomen. ‘That’s what unions are for’ zei Ann. ‘Workers that do not work as teachers cannot represented by the teachers’union ‘ zei mr. Kim. Zelf had hij andere zorgen, vertelde hij ons, op weg naar de afsluiting, een bezoek aan het oude koninklijk paleis (zie foto bovenaan). Hij wilde wel trouwen, maar had daarvoor geld nodig, heel veel geld. Hij was nu 40, verwachtte niet dat ie ooit zou huwen, te duur.

Op vrijdagochtend stond ik weer gewoon naast m’n eigen bed, ’s middags was het eerste college Sociologische Programma’s, er volgde een hectische periode van opdrachten, werk- en hoorcolleges. Inmiddels wandel ik af en toe weer over het Hogeland. Ik denk dan behalve aan Schokkend Groningen ook aan de Koreanen 8.500 km. verderop.  Eind januari kreeg ik een journalist van The Seoul Shinmun op bezoek voor een interview (‘You are a pretty well-known intellectual in my country’), hij wekte de indruk vooral voor dat interview de reis gemaakt te hebben, en nodigde mij en mijn familie uit voor een bezoek aan Korea. Hij laat ons dan de bergen zien, daar zijn er veel van in Korea. Het Hogeland is mooi. Utopia is dichtbij.

foto-stuk-rjj-wielers-1

Share Button