Kent u het begrip familieman? In Nederland schijnen we er heel veel te hebben. Ten eerste natuurlijk Robert ten Brink , omdat hij vijf dochters heeft. Wouter Bos, omdat hij de politiek verliet om meer met zijn gezin te kunnen zijn. Winston Gerschtanowitz, omdat hij altijd zo leuk bloost op tv als iemand naar zijn kinderen vraagt. En ten slotte natuurlijk de Godfather van de hele commerciële familie: John de Mol. Wat zijn wij toch een gezellig, kneuterig landje met al die fijne familiemannen. Familienormen staan hoog in het Nederlands vaandel.
Toch vreemd dat al die familiemannen zoveel op tv en in het publieke leven te zien zijn. Wellicht dat de kinderen van Winston elke dag van half 7 tot half 8 – tijdens RTL Boulevard – voor de tv eten zodat papa er ook nog een beetje bij is. Misschien dat Wouter Bos zijn kinderen met poepluiers en al meeneemt naar het kantoor om bij zijn kinderen te zijn. Het zou kunnen dat Robert ten Brink zijn vijf dochters na elke All You Need Is Love opname meeneemt naar een café om ergens lekker te borrelen en over hun liefdesleven te praten. En John de Mol, die doet het echt goed, want die ziet zijn familie zoveel voor de schermen, dat hij ze achter de schermen niet meer hoeft te zien. Of dit is allemaal waar, of de Nederlandse familieman is toch niet zo’n familieman.
De familieman is trouwens niet alleen te vinden onder de vlotte carrièremannen van de 21e eeuw. Het schijnt dat mijn opa ook zo’n familieman was. Ik ken hem alleen uit verhalen en daarom heb ik hem laatst voor de grap gegoogled. Via een omweg kwam ik terecht op een nostalgie website van VV Oldenzaal waar hij op de foto stond met een klein jongetje op zijn knie. Het was een foto van de oudste en jongste speler van de voetbalclub. Echt een foto van een leuke familieman. Want hij was nou eenmaal heel gezellig. Dat wil zeggen, erg gezellig buitenshuis, naar wat ik heb gehoord. Natuurlijk is de rol mijn opa ook erg bepaald door de tijdsgeest, we spreken natuurlijk wel over zo’n 40 jaar geleden. Maar toch, ze bestaan nog steeds die familiemannen.
Als ik de Nederlandse definitie van familieman moest benoemen, zou ik het ongeveer zo omschrijven: “Een man met een grote familie, die zo vaak in het publieke leven de rol van familieman moet spelen dat hij geen tijd meer heeft voor zijn familie.” Het is eigenlijk net zoiets als papadag. Als ik – een keertje tussen alle bedrijven door – thuis ben, dan ben ik een hele leuke familieman. Als het één dag in de week mijn dag is – de andere zes dagen zijn voor mijn vrouw – dan ben ik een hele leuke en goede papa.
De betekenis die in Nederland wordt gegeven aan het begrip familieman is nogal verraderlijk. Je zou zeggen dat een familieman hoofdzakelijk tijd met zijn familie doorbrengt. Net als dat je zou verwachten dat een man met kinderen elke dag vader is en niet slechts een paar dagen in de maand papa. Maar in Nederland is niets minder waar. Terwijl ik altijd dacht dat mijn eigen vader een familieman was, kan ik nu met zekerheid zeggen dat mijn vader dit absoluut niet is. Want ook al heeft mijn vader het nog zo druk op zijn werk, als ik vastloop met mijn onderzoeksvoorstel belt hij zo een uur met me om me op weg te helpen. In het weekend rijdt hij met veel plezier naar Utrecht om me een klerenkast te brengen. Als ik op vrijdagavond thuis ben, drinken we vaak een biertje en luisteren we naar oude platen. En wat misschien wel het belangrijkste is, het kan hem geen reet schelen of mensen buiten ons gezin hem een familieman vinden of niet.
Een column geschreven door Hannah Achterbosch