De afgelopen twee dagen waren de algemene politieke beschouwingen in Den Haag over de nieuwe regeringsplannen van het kabinet. Zoals het een echt Tweede Kamerdebat betaamt, was het vaak moeilijk om de aandacht erbij te houden. Toch werd de Kamer wakker geschud toen Alexander Pechtold een interruptie deed op het betoog van Geert Wilders.
Hij vroeg Wilders om openlijk afstand te doen van een aantal neonazi’s op de manifestatie van de PVV tegen het kabinetsbeleid eerder die week, die NSB vlaggen droegen en de Hitlergroet deden. De achterban van Wilders dus. “Wat een zielig, miezerig en hypocriet mannetje bent u toch, meneer Pechtold” was de reactie van Wilders. Openlijk afstand deed hij niet (later pas, in een brief), en hij gaf ook geen antwoord op de vraag waarom de PVV in Europa samenwerkt met rechts-extremistische partijen in Frankrijk en België.
Enerzijds was het naar mijn mening een te makkelijk schot van Pechtold om de aloude tegenstelling Wilders-Pechtold weer uit te spelen. Anderzijds liepen bij mij de rillingen over de rug toen Wilders in de slachtofferrol schoot en vooral toen hij weigerde antwoord te geven op de vraag naar de Europese samenwerking.
Los van de inhoud. Er kunnen ook vraagtekens worden gezet bij de rol van Anouchka van Miltenburg, de Kamervoorzitter, in dit geheel. Had zij Wilders tot de orde moeten roepen? Toen Pechtold sprak over ‘minister Blok’ in plaats van over ‘minister van Wonen en Rijksdienst’ greep de zij wel meteen in, want er dienen geen namen te worden genoemd tijdens zo’n debat. Is schelden dan wel oké? Pechtold vond het een eigen keuze van Van Miltenburg en zei dat hij Wilders zelf wel aankon.
Wat ik er precies van moet vinden weet ik niet eens. Ik vind het nog steeds te bizar om te zien hoe een volwassen man, in de Tweede Kamer, zo’n toon aanslaat tegen een collega. In ieder geval snap ik op zo’n moment heel goed dat mensen geen vertrouwen meer hebben in de politiek.